Deze richtlijn āPeritoneale dialyse gerelateerde infecties; preventie, diagnostiek en behandelingā vervangt de NFN-richtlijn met dezelfde titel uit 2012.
De richtlijn bevat aanbevelingen van algemene aard. Het is mogelijk dat in een individueel geval deze aanbevelingen niet van toepassing zijn. Het is de verantwoordelijkheid van de behandelend arts te beoordelen of de richtlijn in de praktijk toepasbaar is. Er kunnen zich feiten of omstandigheden voordoen waardoor, in het belang van een goede zorg voor de patiĆ«nt en in overleg met de patient, van een richtlijn moet worden afgeweken. De adviezen in de richtlijn dienen geĆÆnterpreteerd te worden in het licht van de regionale situatie zoals bv. voorkomende verwekkers en resistentiepatronen.
Samenstelling van de werkgroep:
Geen van de auteurs heeft relevante belangenverstrengeling.
De nieuwe richtlijn is gebaseerd op 2 publicaties van de ISPD, te weten āISPD Peritonitis recommendations: 2016 update on prevention and treatmentā en āISPD catheter-related infection recommendations: 2017 updateā. De aanbevelingen uit deze publicaties zijn letterlijk overgenomen, schuingedrukt weergegeven aan het begin van elk hoofdstuk. Ook het niveau van de aanbeveling is weergegeven, door de ISPD geclassificeerd volgens het āGrades of Recommendation Assessment, Development and Evaluation (GRADE)ā systeem (Atkins 2004).
Elke aanbeveling is geclassificeerd als
niveau 1 (āwij bevelen aanā),
niveau 2 (āwij suggererenā) of
(āniet geclassificeerdā).
De kwaliteit van het ondersteunende bewijs is geclassificeerd als A (hoge kwaliteit), B (gemiddelde kwaliteit), C (lage kwaliteit) of D (zeer lage kwaliteit).
Voor uitgebreide onderbouwing van de aanbevelingen van de ISPD wordt verwezen naar de originele documenten, gepubliceerd in Peritoneal Dialysis International (Li 2016, resp Szeto 2017), en naar de website https://ispd.org/ispd-guidelines/.
Een werkgroep van de richtlijnencommissie van de NFN heeft beide ISPD-publicaties gecombineerd met de meest recente literatuur, om dit samen te vertalen naar Ć©Ć©n voor de Nederlandse situatie praktische richtlijn. Waar nodig heeft de werkgroep commentaar of aanvullingen gegeven, gericht op de praktijk in Nederland.
De adviezen van de werkgroep zijn omkaderd weergegeven.
Huidpoortinfectie
ISPD: āWe suggest that exit-site infection is defined as the presence of purulent discharge, with or without erythema of the catheter-epidermal interface (not graded)ā
Definitie richtlijnwerkgroep
Er is sprake van een huidpoortinfectie bij aanwezigheid van purulente uitvloed op de overgang PD-katheter en huid, al dan niet in combinatie met erytheem van de huid.
Ā
Ā
Kolonisatie van de huidpoort
Definitie richtlijnwerkgroep
Er is sprake van kolonisatie van de huidpoort bij een positieve kweek van de huidpoort zonder klinische aanwijzing voor infectie (rubor, dolor, calor, tumor) op basis van het aspect van de huidpoort.Ā
Tunnelinfectie
ISPD: āWe suggest that tunnel infection is defined as the presence of clinical inflammation or ultrasonographic evidence of collection along the catheter tunnel (not graded)ā
Definitie richtlijnwerkgroep
Er is sprake van een tunnelinfectie bij de combinatie van erytheem, oedeem, induratie en/of pijn over het tunneltraject.
Ā
Peritoneale dialyse (PD) gerelateerde peritonitis (1C)
ISPD: āWe recommend that peritonitis always be diagnosed when at least 2 of the following are present:
Definitie richtlijnwerkgroep
Er is sprake van een peritonitis bij aanwezigheid van minimaal 2 van de volgendeĀ criteria:
Het criterium van polymorfonucleaire cellen dat in de ISPD-richtlijn wordt genoemd, is alleen relevant indien er minder dan 0.1 x 109 /L leukocyten aanwezig zijn in het dialysaat, bijvoorbeeld bij een te korte verblijfsduur. Indien in dat geval >50% van de cellen polymorfonucleair is, kan dit toch beschouwd worden als een aanwijzing voor een peritonitis of wordt aan dit criterium voldaan.
Tabel 1. Terminology for peritonitisĀ |
|
Recurrent |
An episode that occurs within 4 weeks of completion of therapy of a prior episode but with a different organism |
Relapsing |
An episode that occurs within 4 weeks of completion of therapy of a prior episode with the same organism or one sterile episode |
Repeat |
An episode that occurs more than 4 weeks after completion of therapy of a prior episode with the same organism |
Refractair |
Failure of effluent to clear after 5 days of appropriate antibiotics |
Catheter-related |
Peritonitis in conjunction with an exit-site or tunnel infection with the same organism or one site sterile. |
Uit: ISPD peritonitis recommendations 2016 update (Li 2016)
Commentaar richtlijnwerkgroep
Om te kunnen spreken van een refractaire peritonitis, dienen niet-infectieuze oorzakenĀ van troebel dialysaat te zijn uitgesloten en/of dient er sprake te zijn van een positieveĀ dialysaatkweek.
Huidpoortinfecties
ISPD: āWe recommend that every program should monitor, at least on a yearly basis, the incidence of catheter-related infections (1C)ā(Borg 2003, Diaz-Buxo 1998)
āWe suggest that the rate of catheter-related infection should be presented as number of episodes per year (not graded)
Ā
PD-gerelateerde peritonitis
ISPD: āWe recommend that every program should monitor, at least on a yearly basis, the incidence of peritonitis (1C)ā(Borg 2003, Diaz-Buxo 1998, Cho 2014)
āWe recommend that the parameters monitored should include the overall peritonitis rate, peritonitis rates of specific organisms, the percentage of patients per year who are peritonitis-free, and the antimicrobial susceptibilities of the infecting organisms (1C)ā
āWe suggest that peritonitis rate should be standardly reported as number of episodes per patient-year (not graded)ā
āWe suggest that organism-specific peritonitis rates should be reported as absolute rates, i.e. as number of episodes per year (not graded)ā
āWe suggest that sampling of culture methods be reviewed and improved if more than 15% of peritonitis episodes are culture negative (2C)āĀ
Adviezen richtlijnwerkgroep
Voor een succesvol PD-programma is preventie van PD-gerelateerde infecties van groot belang.
Hieronder bespreken we de belangrijkste maatregelen en hun effectiviteit, waar mogelijk ondersteund door literatuur.Ā
Tabel 2 is grotendeels overgenomen uit een artikel van Cho et al. (en aangevuld met data uit Uiterwijk 2020) en geeft een overzicht van potentieel modificeerbare risicofactoren (Cho 2014). De meest relevante factoren worden besproken in combinatie met de bijpassende maatregelen. Voor de overige factoren worden geen adviezen gegeven vanwege gebrek aan bewijs.
Tabel 2. Potentieel modificeerbare risicofactoren voor peritonitis |
Sociale en omgevingsfactoren
Medisch
Dialyse-gerelateerd
Infectie-gerelateerd
|
ISPD: āWe recommend that systemic prophylactic antibiotics be administered immediately prior to catheter insertion (1A)ā (Figueireido 2010, Strippoli 2004, Wikdahl 1997, Lye 1992, Bennet-Jones 1988)
Adviezen van de richtlijnwerkgroep
Een recente Cochrane review op basis van 4 gerandomiseerde studies laat zien dat pre- of perioperatieve antibiotische profylaxe het risico op vroege peritonitis (binnen een maand) kan verlagen, maar geen effect heeft op het aantal huidpoort- of tunnelinfecties (Campbell 2017). Het verlagen van het aantal peritonitiden werd aangetoond in 1 studie en wel voor vancomycine (vergeleken met placebo en vergeleken met cefazoline) (Gadallah 2000). Het betreft echter een Amerikaanse studie waarvan het de vraag is in hoeverre die toepasbaar is op de Nederlandse praktijk. Dit gunstige effect van vancomycine boven cefazoline wordt toegeschreven aan de langere werkingsduur van vancomycine bij dialysepatiĆ«nten. Op basis van deze laatste studie zou men vancomycine kunnen overwegen. Vancomycine heeft echter naast het risico van resistentie het nadeel dat het langzaam moet worden toegediend ter voorkoming van het āred manā syndroom. Cefazoline heeft dit nadeel niet en derhalve wordt het vaak gebruikt als preoperatieve profylaxe bij abdominale chirurgie. Omdat cefazoline niet de nadelen van vancomycine kent en omdat een voordeel van vancomycine slechts in 1 Amerikaanse studie is aangetoond, heeft de richtlijnwerkgroep vanuit praktisch oogpunt een voorkeur voor cefazoline.
ISPD: āWe recommend that the exit site be cleansed at least twice weekly and every time after a shower (1C)ā (Mushahar 2016, Prowant 1993)
āWe recommend daily topical application of antibiotic cream or ointment to the catheter exit site (1A)ā
āWe suggest screening for nasal S. aureus carriage prior to PD-catheter insertion (2D)ā (Perez-Fontan 1992, Mupirocin Study Group 1996, Sesso 1994)
āIf nasal carriage of S. aureus is found in PD patients, we suggest treating by topical application of mupirocin (1B)ā (Zimmerman 1991, Blowey 1994, Falagas 2006, Churchill 1988, Low 1980, Poole-Warren 1991, Bernardini 1996)
Adviezen van de richtlijnwerkgroep
Tabel 3. Antibiotische strategieƫn ter preventie van PD-katheterinfecties
Strategie |
Commentaar |
Mupirocine (neus)zalf 2% (20 mg/g) dagelijks aanbrengen op de huidpoort bij alle patiƫnten
En/of dagelijks intranasaal gedurende 5-7 dagen bij dragers van S. aureus Ā |
Voorkeur van de werkgroep (zie boven) behalve bij bewezen dragerschap met mupirocine resistente S. aureus of bij kolonisatie met Pseudomonas.
Wisselende effectiviteit in vergelijking met dagelijks applicatie van mupirocine op de huidpoort (Perez-Fontan 1993, Mupirocin Study Group 1996) Om S. aureus dragerschap aan te tonen dient half jaarlijks getest te worden middels neuskweken; Kan logistieke uitdaging zijn; Duur door frequente kweken.
|
Gentamicine crĆØme 0.1% (1mg/g) Dagelijks op de huidpoort bij alle patiĆ«nten
|
Geassocieerd met minder huidpoortinfecties met gram negatieve micro-organismen in vergelijking met mupirocine (Tsai 2018); Even effectief als mupirocine in voorkomen van peritonitis en gram positieve huidpoortinfecties (Tsai 2018); Moet echter speciaal gemaakt worden door centrale bereidingsapotheek en is hierdoor duur; Levertijd minimaal 2 dagen; Na bereiding slechts 1 maand houdbaar; Kans op resistentievorming; Kans op allergische reacties. |
Tobramycine oogzalf 0.3% (3mg/g) Dagelijks op de huidpoort bij alle patiƫnten
|
Theoretisch even effectief als gentamicine, echter niet onderzocht; Makkelijker verkrijgbaar dan gentamicine crĆØme; Goedkoper dan gentamicine crĆØme; Voorkeur bij bewezen dragerschap met mupirocine resistente S. aureus of bij kolonisatie met Pseudomonas; Kans op resistentievorming. |
Fusidinezuur zalf 2% (20 mg/g) Dagelijks op de huidpoort bij alle patiƫnten
|
In 1 studie even effectief gebleken als mupirocine(Danguilan 2003); Bevat butylhydroxytolueen en wolvet, hierbij kans op allergische reacties; Kans op resistentievorming. |
Fusidinezuur hydrofiele crĆØme 2% (20 mg/g) Dagelijks op de huidpoort bij alle patiĆ«nten
|
Dunner dan fusidinezuur zalf; Alternatief voor fusidinezuur zalf in geval van wolvet allergie; Bevat butylhydroxyanisol, hierbij kans op allergische reacties; Kans op resistentievorming. |
Chloorhexidine crĆØme 1% (10 mg/g) Dagelijks op de huidpoort bij alle patiĆ«nten
|
In 1 studie onderzocht (Htay 2017); mogelijk meer huidpoortinfecties in vergelijking met mupirocine maar geen verschil in voorkomen van peritonitis. |
De vetgedrukte tekst geeft de voorkeur van de richtlijnwerkgroep weer. Ten aanzien vanĀ de overige strategieĆ«n is er geen rangorde.
ISPD: āWe recommend that the latest ISPD recommendations for teaching PD patients and their caregivers be followed (1C)ā
āWe recommend that PD training be conducted by nursing staff with the appropriate qualifications and experience (1C)ā
Adviezen van de richtlijnwerkgroep
Tabel 4. Indicaties opfriscursus
ISPD: āWe suggest antibiotic prophylaxis prior to colonoscopy (2C) and invasive gynaecologic procedures (2D)ā
Adviezen van de richtlijnwerkgroep
ISPD: āTransient bacteremia is common after dental procedures and may lead to peritonitis. Prophylactic antibiotics (e.g. single oral dose of amoxicillin) before extensive dental procedures may be reasonable.ā
Adviezen van de richtlijnwerkgroep
De richtlijnwerkgroep suggereert profylaxe te overwegen bij grote tandheelkundige ingrepen waarbij een bacteriƫmie verwacht kan worden, bijvoorbeeld amoxicilline eenmalig 3 gram of clindamycine eenmalig 600mg, beide 1 uur voor de procedure.
Bovenstaande suggestie is gebaseerd op 2 observationele studies die in totaal 4 casus beschrijven van een S.viridans peritonitis na een tandheelkundige ingreep zonder profylaxe (Shukla 2006, Levy 1990). Gezien het beperkte wetenschappelijke bewijs beperken wij ons tot bovenstaande suggestie op basis van expert opinion (Chaudhry 2019).
ISPD: āWe recommend anti-fungal prophylaxis when PD patients receive antibiotic courses to prevent fungal peritonitisā (1B) (Strippoli 2004, Lo 1996, Restrepo 2010, Davenport 2011, Lopes 2013, Kumar 2014)
Adviezen van de richtlijnwerkgroep
De richtlijnwerkgroep suggereert laagdrempelig antifungale therapie te overwegen bij gebruik van antibiotica > 1 week. Een regime dat gebruikt kan worden is nystatine oraal bij antibiotische behandelingen die meer dan een week duren (4dd5ml, 100.000 IE/ml voor de duur van de antibiotische behandeling).
De ISPD baseert dit advies op 2 gerandomiseerde studies die een afname van (antibiotica-gerelateerde) fungale peritonitiden laten zien door het gebruik van antifungale profylaxe in de vorm van nystatine dan wel fluconazol oraal (Lo 1996, Restrepo 2010).
Beide studies hebben beperkingen met name door de kleine absolute aantallen. Derhalve acht de werkgroep deze studies niet sterk genoeg voor een aanbeveling zoals in de ISPD-richtlijn. Omdat nystatine echter weinig bijwerkingen heeft en omdat hiermee een ernstige peritonitis met verlies van de PD-katheter kan worden voorkomen, suggereren wij antifungale therapie laagdrempelig te overwegen bij gebruik van antibiotica ongeacht de indicatie.
ISPD: Prophylactic antibiotics are usually recommended after wet contamination, i.e. if the dialysis fluid is infused after contamination or if the catheter administration set was open for an extended period (Piraino 2011).
Adviezen van de richtlijnwerkgroep
In geval van een accidentele disconnectie dient antibiotische profylaxe overwogen te worden indien er een grote kans is op een peritonitis. Mogelijke antibiotische regimes (na afname van kweken) zijn:
De ISPD-richtlijnen geven geen concreet advies over wat te doen bij accidentele (niet-steriele) disconnectie zoals het loslaten van het dopje, of het verlengstuk van de katheter, niet-steriel werken of een gaatje in de PD-katheter. De ISPD-richtlijn adviseert antibiotica toe te dienen als de PD-katheter voor āeen bepaalde tijdā geopend is geweest (Li 2016).Ā Dit advies is, bij het ontbreken van wetenschappelijk onderzoek, gebaseerd op opinie en is niet erg concreet. In een eerdere richtlijn wordt geadviseerd met name behandeling te overwegen indien na contaminatie ook een infusie van PD-vloeistof heeft plaatsgevonden (Piraino 2011). Bij het ontbreken van wetenschappelijk bewijs blijft het aldus de inschatting van de clinicus in hoeverre er een risico is op het ontwikkelen van een peritonitis als gevolg van de contaminatie. Derhalve adviseren wij profylaxe te overwegen.
ISPD: āNo technique of catheter placement has been demonstrated to be superior to another for the prevention of catheter-related infections (not graded)ā
āNo particular catheter design has been demonstrated to be superior to another for the prevention of catheter-related infections (not graded)ā
āWe suggest that no cleansing agent has been shown to be superior with respect to preventing catheter-related infections (2B)ā
Adviezen van de richtlijnwerkgroep
Een echo van het tunneltraject dient overwogen te worden bij kliniek van een tunnelinfectie of bij ārelapsing peritonitisā zonder andere verklaring.
ISPD: āWe recommend empiric oral antibiotic treatment of exit-site infections with appropriate S. aureus cover such as a penicillinase-resistant penicillin (e.g. dicloxacilline or flucloxacillin) or first-generation cephalosporin, unless the patient has had a prior history of infection or colonization with methicillin-resistant S. aureus (MRSA) or Pseudomonas species (in these cases they should receive a glycopeptide or clindamycin, or appropriate anti-pseudomonal antibiotic, respectively) (1C).
āWe recommend that exit sites be cleansed at least daily during exit-site infection (1C)ā
Adviezen van de richtlijnwerkgroep
Om het beloop van de infectie te monitoren is het verstandig fotoās te maken die kunnen worden opgeslagen in het digitale dossier (Schaefer 1999).Ā
ISPD: āWe recommend that exit-site infections, except episodes caused by Pseudomonas species, be treated with at least 2 weeks of effective antibiotics (1C)ā
āWe recommend that exit-site infections caused by Pseudomonas species and any tunnel infection be treated with at least 3 weeks of effective antibiotics (1C)ā
Adviezen van de richtlijnwerkgroep
Doseringsadviezen voor antibiotische opties bij huidpoort- en tunnelinfecties zijn te vinden in bijlage 1.
ISPD: āWe recommend simultaneous removal and insertion of the dialysis catheter with a new exit site under antibiotic coverage in PD patients with refractory exit-site or tunnel infection without peritonitis, defined as failure to respond after 3 weeks of effective antibiotic therapy (1C)ā
āWe suggest removal of the dialysis catheter in PD patients with exit-site infections that progress to, or occur simultaneously with, peritonitis (2C)ā
āWe suggest that, for patients who have undergone dialysis catheter removal for simultaneous exit-site infection or tunnel infection and peritonitis, any reinsertion of a PD catheter be performed at least 2 weeks after catheter removal and complete resolution of peritoneal symptoms (2D)ā
Adviezen van de richtlijnwerkgroep
Continueer antibiotische behandeling, verwijder PD-katheter en plaats een nieuwe katheter op een andere plaats in Ć©Ć©n sessie.
Behandel peritonitis. Indien deze adequaat behandeld is (op basis van kliniek, leukocyten in dialysaat < 0.1×109/L en kweek-negatief PD vloeistof), verwijder PD-katheter en plaats een nieuwe katheter op een andere plaats. Dit kan in Ć©Ć©n sessie plaatsvinden onder antibiotische behandeling.
Verwijder PD-katheter. Continueer antibiotische behandeling. Plaats nieuwe PD-katheter op later moment als huidpoort, tunnel en peritonitis volledig zijn genezen.
ISPD: āWe recommend that PD patients presenting with cloudy effluent be presumed to have peritonitis and treated as such until the diagnosis can be confirmed or excluded (1C)ā
āWe recommend that PD effluent be tested for cell count, differential, gram stain, and culture whenever peritonitis is suspected (1C)ā
āWe recommend that the blood-culture bottle be the preferred technique for bacterial culture of PD-effluent (1C)ā
Adviezen van de richtlijnwerkgroep
Ā Tabel 5. Differentiaal diagnose van troebel dialysaat |
|
Ā Tabel 6. Mogelijke oorzaken van peritonitis |
Contaminatie, met name met huidflora
|
Katheter-gerelateerd, meestal met Staphylococcus species of P. aeruginosa
|
Infectie vanuit tractus digestivus met enterale micro-organismen
|
Bacteriƫmie, vaak met Streptococcus en Staphylococcus
|
Infectie vanuit gynaecologische bron, vaak met Streptococcus, Candida, sommige Gram negatieve staven
|
ISPD: āWe recommend that empirical antibiotic therapy be initiated as soon as possible after appropriate microbiological specimens have been obtained (1C)ā
āWe recommend that empirical antibiotic regimens be center-specific and cover both gram-positive and gram-negative organisms (1C)ā.
Adviezen van de richtlijnwerkgroep
Adviezen van de richtlijnwerkgroep
I. Peritonitis met gram positieve micro-organismen
Figuur 1 geeft een overzicht van de vervolgbehandeling van een peritonitis met gram positieve verwekker.
Figuur 1: Behandelschema i.g.v. peritonitis met een enkel gram positief micro-organisme
Ia. Coagulase-negatieve staphylococcen
ISPD: āwe suggest that coagulase-negative staphylococci generally be treated with IP
cephalosporins or vancomycin, according to antimicrobial susceptibility, for a period of 2 weeks (2C)ā.
Adviezen van de richtlijnwerkgroep
Peritonitis door coagulase-negatieve staphylococcen, inclusief S. epidermidis, is vaak het gevolg van contaminatie door handcontact. De kliniek is over het algemeen mild. Meestal is er een snelle respons op antibiotische therapie maar het kan soms ook resulteren in relapsing peritonitis door biofilmvorming. In dat geval wordt geadviseerd om de katheter in Ć©Ć©n sessie te verwijderen en te vervangen onder antibiotische dekking (Cancarini 1994), mits de peritonitis onder controle is. Als alternatief kan worden overwogen de biofilm te behandelen met urokinase intrakatheter als lock en oraal rifampicine, alhoewel het bewijs hiervoor berust op een enkele studie (Demoulin 2009).
Ib. Enterococcen
ISPD: āWe suggest that enterococcal peritonitis be treated for 3 weeks with IP vancomycin (2C)ā
āWe suggest adding IP aminoglycoside for severe enterococcal peritonitis (2D)
āFor peritonitis due to vancomycin-resistant Enterococcus (VRE), we suggest treatment for 3 weeks with IP ampicillin if the organism is susceptible or with alternative antibiotics (linezolid, quinupristin/dalfoprostin, daptomycin or teicoplanin, based on antimicrobial susceptabilities) if the organism is ampicillin-resistant (2D)ā.
Adviezen van de richtlijnwerkgroep
Bij peritonitiden door enterococcen dient men bedacht te zijn op intra-abdominale pathologie die mogelijk een eigen behandeling vereist (zie tabel 5), zeker wanneer er meerdere micro-organismen gekweekt worden. Geadviseerd wordt te behandelen met amoxicilline intraperitoneaal.
Ic. Streptococcen
ISPD: āWe suggest that streptococcal peritonitis be treated with appropriate antibiotics, such as IP ampicillin, for 2 weeks (2C)ā
Adviezen van de richtlijnwerkgroep
Ie. Corynebacterium
ISPD: āWe suggest that corynebacterium peritonitis be treated with effective antibiotics for 3 weeks (2C).ā
Adviezen van de richtlijnwerkgroep
Peritonitis met Corynebacterium kan meestal goed worden behandeld met vancomycine intraperitoneaal gedurende 3 weken.
Corynebacterium, afkomstig van de huid, is een ongebruikelijke maar belangrijke verwekker van peritonitiden en huidpoortinfecties. Bij onvoldoende behandeling kan het o.a. leiden tot recidiverende infectie, katheterverwijdering (zie hoofdstuk 4D) en permanente overgang naar hemodialyse (Barraclough 2009). Om voldoende lang te behandelen wordt een duur van 3 weken geadviseerd (Szeto 2005).
II. Peritonitis met gram negatieve micro-organismen
Figuur 2 geeft een overzicht van de vervolgbehandeling van een peritonitis bij gram negatieve verwekkers.Ā
Figuur 2: Behandelschema i.g.v. peritonitis met een enkel gram negatief micro-organisme.
ā” Behandelduur van de antibiotische therapie na het verwijderen van de katheter en het moment van hervatten van PD kan aangepast worden aan het klinisch beloop.
IIa. Pseudomonas
ISPD: āWe suggest that Pseudomonas peritonitis be treated with 2 antibiotics with different mechanisms of action and to which the organism is sensitive (e.g. IP gentamicin or oral ciprofloxacin with IP ceftazidime or cefepime) for 3 weeks (2C).ā
āWe suggest that Pseudomonas peritonitis with concomitant exit-site and tunnel Ā infection be treated with catheter removal (2D).ā
Adviezen van de richtlijnwerkgroep
Pseudomonas peritonitis wordt gezien als een ernstige infectie vanwege het risico opĀ ziekenhuisopname, katheterverwijdering en een permanente wissel naar hemodialyse.Ā (Bernardini 1987, Szeto 2001, Siva 2009).
IIb. Non-pseudomonas
ISPD: āWe suggest that non-Pseudomonas gram-negative peritonitis be treated with effective antibiotics for at least 3 weeks (2C).ā
Adviezen van de richtlijnwerkgroep
III. Peritonitis op basis van meerdere verwekkers
ISPD: āIf multiple enteric organisms (multiple gram-negative or mixed gram-negative/ gram-positive organisms) are grown from PD-effluent, we suggest that surgical evaluation be obtained immediately when there is no prompt clinical response (1C) and that the patient be treated with metronidazole in conjunction with IP vancomycin and either aminoglycoside or IP ceftazidim for a minimum period of 3 weeks (2C)ā (Harwell 1997, Faber 2006, Szeto 2002, Barraclough 2010)
āIf multiple gram-positive organisms are grown from PD-effluent, we suggest that patients be treated with effective antibiotics for 3 weeks (2C)ā (Harwell 1997, Faber 2006, Szeto 2002, Barraclough 2010)
Adviezen van de richtlijnwerkgroep
IV. Fungale peritonitis
ISPD: āWe recommend immediate catheter removal when fungi are identified in PD effluent (1C)ā (Sedlacek 2008, Ghebremedhin 2009, Miles 2009, Matuszkiewicz-Rowinska 2009, Basturk 2012, Chang 2011)
āWe suggest that treatment with an appropriate anti-fungal agent be continued for at least 2 weeks after catheter removal (2C)ā
Advies richtlijnwerkgroep
In geval van een fungale peritonitis kan het ISPD-advies om de PD-katheter te verwijderen gevolgd worden. Dit leidt vaak tot permanent PD-techniekfalen.
V. Tuberculeuze peritonitis
Adviezen van de richtlijnwerkgroep
VI. Non-tuberculeuze mycobacteriƫle peritonitis
Adviezen van de richtlijnwerkgroep
VII. Kweek-negatieve peritonitis
ISPD: āWe suggest that negative effluent cultures on day 3 warrant a repeat dialysis effluent WBC count with differential (2D).ā
If the culture-negative peritonitis is resolving at day 3, we suggest discontinuing aminoglycoside therapy and continuing treatment with gram-positive coverage (e.g. first-generation cephalosporin or vancomycin) for 2 weeks (2C).
If the culture-negative peritonitis is not resolving at day 3, we suggest special culture techniques be considered for isolation of unusual organisms (2C).
Advies richtlijnwerkgroep
Tabel 7 geeft een overzicht van de vervolgbehandeling.Ā
OORZAKEN KWEEK-NEGATIEVE PERITONITIS |
KLINISCHE AANWIJZINGEN |
OPLOSSING |
Niet optimale kweekmethode |
>15% of toename in % kweek-negatieve peritonitiden in centrum
|
Evalueer kweekmethode met MMB en pas zo nodig aan |
Start van antibiotica voor afname kweek |
Klinische verbetering. Diagnose per exclusionem |
Expectatief |
Infectieuze peritonitis met langzaam groeiende of lastig te kweken microorganismen |
Bij herhaling negatieve kweken, onvoldoende verbetering op antibiotica
|
Overleg met MMB over aanvullende kleuringen, kweken en PCR |
Ā Ā Ā Ā Aerobe, gram positieve staafjes |
|
|
Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Corynebacterium spp. |
(Recente) huidpoortinfectie met Corynebacterium spp. |
|
Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Non-tuberculeuze mycobacteriĆ«nĀ Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā (Renaud 2011, Kunin 2014) |
Onvoldoende verbetering op antibiotica |
Auramine/Ziehl Neelsen kleuring, PCR, kweek |
Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Mycobacterium tuberculosis Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā (Ram 2013) |
Onvoldoende verbetering op antibiotica, pulmonale klachten |
Auramine/Ziehl-Neelsen kleuring, PCR, kweek |
Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Nocardia spp. Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā (Prasad 2011) |
|
|
Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Listeria spp. Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā (BierhoffĀ 2011) |
Inname van gecontamineerd voedsel |
|
Ā Ā Ā Ā Anaerobe, gram positieve staafjes |
|
|
Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Actinomyces spp. Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā (Varughese 2014) |
|
|
Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Clostridium spp. Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā (Arikan 2014) |
Recent gebruik van antibiotica, diarree |
|
Ā Ā Ā Ā Anaerobe, gram negatieve MOs |
|
|
Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Veillonella spp. (coc) Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā (Goupil 2014) |
|
|
Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Bacteroides spp. (staafje) Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā (Chao 2013) |
|
|
Ā Ā Ā Ā Schimmels |
Recent gebruik van antibiotica (geen schimmelprofylaxe) |
Gram-preparaat |
Ā Ā Ā Ā Virussen Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā (Pauwels 2012)
|
Klachten passend bij virale infectie, lymfocytose en/of monocytose in dialysaat |
Virus serologie, dialysaat op kweek en PCR |
Peritoneale inflammatie door intra-abdominale pathologie Ā |
|
|
Ā Ā Ā Ā Cholecystitis |
Pijn rechterbovenbuik, leverenzymstoornissen |
Echo of CT abdomen |
Ā Ā Ā Ā Pancreatitis |
Pijn in epigastrio |
Lipase, CT abdomen |
Ā Ā Ā Ā Appendicitis |
Pijn rechteronderbuik |
Echo of CT abdomen |
Ā Ā Ā Ā Diverticulitis |
Pijn colontraject, veranderd defaecatiepatroon |
Echo of CT abdomen |
Ā Ā Ā Ā Darmischemie Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā (Vishwakarma 2015) |
Voorgeschiedenis met vaatlijden, angina abdominal, verhoogd lactaat |
CT abdomen |
Ā Ā Ā Ā Miltinfarct Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā (Nandagopal 2013) |
Voorgeschiedenis met vaatlijden, pijn LBB |
CT abdomen |
Ā Ā Ā Ā Vroege fase van encapsulerende Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā (Habib 2011) |
PD > 5 jaar, ultrafiltratiefalen, gastrointestinale passageklachten |
CT abdomen |
Steriele/aseptische/chemische/allergische peritonitis door contaminatie van PD- vloeistof met peptidoglycanen, endotoxines of medicatie Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā (Boer 2003, Martis 2005, Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Geerse 2011, Freitas 2011, Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Ā Gupta 2012, Coronel 1993) |
Clustering van kweek-negatieve peritonitiden |
Tijdelijk stoppen met gebruik van verdachte PD vloeistof of medicament |
MMB= medische microbiologie, PCR = Polymerase Chain Reaction, CT = Computer Tomogram, PD = peritoneale dialyse
Adviezen voor dosering van orale antibiotica bij PD-katheter-gerelateerde infecties
Oral antibiotics used in catheter-related infections |
|
Amoxicilline |
2dd 250-500 mg |
Amoxicilline/ clavulaanzuur |
2dd 875/125 mg |
Cefalexine |
1-2 dd 500 mg1 |
Ciprofloxacine |
2-3dd 250 mg1Ā |
Claritromycine |
Oplaaddosis 500 mg, daarna 2dd 250 mg Ā |
Clindamycine |
3dd 300-450 mg |
Flucloxacilline |
4dd 250-500 mg1 |
Fluconazole |
Oplaaddosis 200 mg, daarna 1dd 50-100 mgĀ |
Levofloxacine |
oplaaddosis 250-500 mg daarna eens per 1 of 2 dagen 125 mg1 |
Linezolid |
2dd 600 mg1* |
Metronidazol |
3dd 400-500 mgĀ |
Moxifloxacin |
1dd 400 mgĀ |
Rifampicine |
<50kg: 1dd 450 mg; ā„50kg: 1dd 600 mg** |
Trimethoprim/ sulfamethoxazol |
1dd 400mg/80 mg4Ā Ā |
Gebaseerd op Tabel 4 uit “ISPD catheter-related infection recommendations:2017 an update” (Szeto et al. 2017) aangepast naar aanleiding van het commentaar āConcerns regarding inconsistencies within and between ISPD recommendations for peritonitis and catheter-related infectionsā ā in reply (Szeto 2018)ā en aan de Nederlandse situatie. Derhalve cloxacillin en eyrthromycine uit de tabel weggelaten en flucloxacilline toegevoegd. Alle doseringen werden gecontroleerd met het advies in 1āRenal Drug Handbookā 5e editie, C. Ashley en A. Dunleavy, indien hierin geen informatie te vinden was over doseringen werden deze geverifieerd in 2 UptoDate en vervolgens zonodig in 3 het farmacotherapeutisch kompas of 4 de swab richtlijn Het nummer achter de dosering geeft aan op basis van welke bron het initiĆ«le advies (indien van toepassing) is aangepast. * linezolid geeft een risico op beenmergdepressie. Derhalve dient dit maximaal 28 dagen te worden gegeven. ** geeft oranje/gele kleur aan PD vloeistof |
Adviezen voor intraperitoneale dosering van antibiotica voor behandeling van peritonitis
Ā |
Intermitterend (1x per dag in lange wissel, tenzij anders vermeld) |
Continu (alle wissels) |
|
Aminoglycosiden* |
|||
Ā |
Amikacine |
2 mg/kg |
Niet van toepassing |
Ā |
Gentamycine |
0,6 mg/kg of 40 mg per zak3 |
Niet van toepassing |
Ā |
Tobramycine |
0,6 mg/kg of 3-8 mg/L2 |
Niet van toepassing |
Cefalosporines |
|||
Ā |
Cefazoline |
20 mg/kg |
SD500 mg/L, OD 125 mg/L |
Ā |
Cefotaxim |
30 mg/kg |
SD 500 mg/L OD 125-250 mg/L |
Ā |
Ceftazidim |
1000-1500 mg |
SD 500 mg/L, OD 125-250 mg/2L |
Ā |
Ceftriaxon |
1000 mg |
SD 500 mg/L, OD 125-250 mg/L5 |
Penicillines |
|||
Ā |
Penicilline G |
Geen data |
SD 50.000 EH/L, OD 25.000 EH/L |
Ā |
Amoxicilline |
Geen data |
OD 150 mg/L |
|
Flucloxacilline |
Geen data |
SD 500 mg/L, OD 125 mg/L |
Ā |
Piperacilline/Tazobactam |
Geen data |
SD 4000 mg/500 mg, OD 1000 mg/125 mg per zak |
Andere |
|||
Ā |
Ciprofloxacine |
Geen data |
OD 50 mg/L |
Ā |
Clindamycine |
Geen data |
MD 300 mgL |
Ā |
Daptomycine |
Geen data |
LD 100 mg/L, MD 20 mg/L |
Ā |
Imipenem |
Ā |
LD 250 mg/L, MD 50-100 mg/** |
Ā |
Ofloxacine |
Geen data |
LD 200 mg/L, 25 mg/L |
Ā |
Meropenem |
1 gram in lange āwisselā*** |
MD 125 mg/L1**** |
Ā |
Teicoplanin |
15 mg/kg elke 5 dagen |
LD 400 mg/zak MD 20 mg/zak***** |
Ā |
Vancomycine |
<60kg 1500 mg/zak >60kg 2000 mg/zak Eenmalige dosis, daarna controle serumspiegels a 3-7 dagen (streefspiegel>15Āµg/ml)1/5 |
Oplaaddosis 2 gram/zak, daarna 25 mg/L5 ****** |
Antifungaal |
|||
Ā |
Fluconazol |
200 mg/zak elke 24-48 uur |
Geen data |
|
Voriconazol |
2,5 mg/kg |
Geen data |
Tabel 5 uit āISPD Peritonitis recommendations: 2016 update on prevention and treatmentā (Li et al. 2016) en aangepast naar de Nederlandse situatie, derhalve is de combinatie quinupristin/dalfopristin weggelaten. Er is ervoor gekozen alleen intermitterende doseringen van aminoglycosiden te geven vanwege de toxiciteit van deze middelen.Ā Alle doseringen werden gecontroleerd met het advies in 1āRenal Drug Handbookā 5e editie, C. Ashley en A. Dunleavy, indien hierin geen informatie te vinden was over doseringen werden deze geverifieerd in 2 UptoDate en vervolgens zo nodig in 3 het Farmacotherapeutisch Kompas of 4 de richtlijn van de Stichting Werkgroep Antibiotica Beleid (SWAB) 5 expert opinion Het nummer achter de dosering geeft aan op basis van welke bron het initiĆ«le advies (indien van toepassing) is aangepast *controle op geleide van serumspiegels (amikacine 5 tot 30 mg/L, gentamicine: dalspiegel >2 en topspiegel <10mg/L, tobramycine 2 tot 10mg/L afhankelijk van de indicatie1) ** ref: van Gelder 2017 *** ref: Vlaar 2013 **** ref: Abrahams 2017; ref de Fijter et al. 2016 Perit Dial Int. ***** het Renal Drug Handbookā 5e editie, C. Ashley en A. Dunleavy geeft hier een uitgebreid schema voor 21 dagen ****** Let op bij intermitterende dosering bereiken niet alle patiĆ«nten adequate spiegels. Dit speelt met name een rol bij patiĆ«nten met een restnierfunctie; zie ook de notities bij hoofdstuk 5C en ref de Fijter et al. 2018. IP = intraperitoneal,Ā APD = Automated peritoneal dialysis, SD = start dosis, OD onderhoudsdosis, EH = eenheden |
Adviezen voor systemische dosering van antibiotica voor behandeling van peritonitis
Anti-bacterieel |
Ā | |
Ā |
Ciprofloxacine |
2dd 250-500 mg oraal1* |
|
Ceftazidim |
1dd 500 mg ā 1g IV1 |
Ā |
Colistine |
SD 300 mg, OD 1dd150-200 mg IV |
Ā |
Ertapenem |
1dd 500 mg IV2 of 3 maal per week 1 gram IV1 |
Ā |
Levofloxacine |
SD 250-500 mg daarna 125mg 1dd of eens per 2 dagen oraal of IV1 |
Ā |
Linezolid |
2dd 600 mg oraal of IV met een maximum van 4 weken |
|
Meropenem |
1dd 500 mg ā 1 g IV1 |
Ā |
Moxifloxacine |
1dd 400 mg oraal |
Ā |
Rifampicine |
< 50 kg 2dd 450 mg; ā„ 50 kg 2dd 600 mg ** |
Ā |
Trimepthoprim/ Sulfamethoxazol |
1 dd 160 mg / 800 mg oraal4 *** |
|
Vancomycine |
SD 1 gram, daarna 0,5 gram IV elke 48 tot 96 uur op geleide van spiegels1 |
Anti-fungaal |
Ā | |
Ā |
Amphotericine (liposomaal) |
1-3 mg/kg/dag, maximaal 5 mg/kg/dag IV voorafgegaan door test dosis (1 mg in 15 min)1 |
Ā |
Caspofungin |
SD 70 mg SD, OD 1dd 50 mg IV, |
Ā |
Fluconazole |
SD 200 mg, OD 1dd 50-100 mg oraal |
Ā |
Flucytosine |
4dd 250 mg oraal1 |
Ā |
Posaconazole |
SD 2dd 300 mg, OD 1dd 300 mg oraal of IV1 |
|
Voriconazole |
SD 2dd 400 mg, OD 1dd 200-300 mg. Onder de 40 kg, doses halveren1 |
Tabel 6 uit de richtlijn āISPD Peritonitis recommendations: 2016 update on prevention and treatmentā (Li et al. 2016) en aangepast naar de Nederlandse situatie, derhalve zijn Ceftazidim, Meropenem en Vancomycine toegevoegd. Alle doseringen werden gecontroleerd met het advies in 1āRenal Drug Handbookā 5e editie, C. Ashley en A. Dunleavy, indien hierin geen informatie te vinden was over doseringen werden deze geverifieerd in 2 UptoDate en vervolgens zonodig in 3 het Farmacotherapeutisch Kompas of 4 de richtlijn van de Stichting Werkgroep Antibiotica Beleid (SWAB) 5 expert opinion Het nummer achter de dosering geeft aan op basis van welke bron het initiĆ«le advies (indien van toepassing) is aangepast SD = start dosis, OD = Onderhoudsdosis IV =Ā intravenous; BW = body weight. * Ciprofloxacine 2dd 500 mg kan nodig zijn bij een restnierfunctie van meer dan 5 ml/min ** geeft oranje/gele kleur aan dialysaat *** controleer bij behandeling meer dan 1 week de N4-acetylmetaboliet |
Onderzochte antibioticacombinaties in PD-vloeistof met houdbaarheid (de Vin 2009)
Combinatie antibiotica |
Houdbaarheid |
Cefazoline/gentamicine Ceftazidim/tobramycine Ceftazidim/vancomycine Clindamycine/gentamicine Gentamicine/vancomycine Tobramycine/vancomycine |
2 dagen bij 4, 26 en 37Ā°C 16 uur bij 24Ā°C en 8 uur bij 37Ā°C 6 dagen bij 4Ā°C, 2 dagen bij 25Ā°C en 12 uur bij 37Ā°C 4 dagen bij 8 en 23Ā°C 2 dagen bij 4Ā°C en 1 dag bij 25Ā°C 1 dag bij 4Ā°C en 2 dagen bij 25Ā°C |
Ā© 2022. Alle rechten voorbehouden